top of page

'Niet boos zijn!'


“ Niet boos zijn!” was bij ons thuis het credo. Boos zijn mocht niet, het was slecht. Er werd niets uitgesproken. Of je werd naar je kamer gestuurd of je vluchtte erheen. Als je klaar was om je excuses aan te bieden (ook al had je geen schuld), dan mocht je weer naar beneden. Je zei sorry en zand erover. Klaar.

In mijn kamer ontplofte ik van de woede en onmacht. Ik kon er niets mee, want praten over wat je dwars zat was er niet bij. Ik beloofde mezelf dat ik geen sorry zou zeggen. Never. Nooit. Niet. Na uren alleen op mijn kamer voelde ik me zo eenzaam dat ik mijn woede, pijn en trots inslikte en toch naar beneden afdroop. Ik zei sorry. Ook al meende ik het niet. Het was beter dan de eenzaamheid.

Op mijn 27e werd mijn galblaas verwijderd. Toch bleef ik last van mijn lever houden. Mijn oma, vader, broer, zus zijn allemaal aan de galblaas geopereerd. Je gal spuwen was ‘not done’. Als je iets op je lever had, dan hield je dat voor je. We waren allemaal boos. En bang voor de boosheid. Bang voor de kracht ervan. Bang voor verlies van de harmonie of erger nog de relatie. En de eenzaamheid die dit zou geven. We hadden niet geleerd om met elkaar te praten. Ik hield me in, het knaagde van binnen, het stak, ik verbeet me. Totdat ik het niet meer in kon houden. En dan ontplofte ik. Alle oude shit kwam er uit, waarop het schuldgevoel volgde omdat ik wist dat het buitenproportioneel was geweest. Ik schaamde me. Dan zei ik weer sorry.

Zo’n twintig jaar geleden startte ik met de Rebalancing opleiding. Emoties bleken daar welkom te zijn. Ook mijn boosheid. Wat een verademing was dat. Ik genoot er van om in oefeningen uitdrukking te geven aan de boosheid in me. Expressie. Het gaf ruimte in me. Toch bleef mijn lever pijn geven. Stekende pijn. Ik bleef worstelen met mijn boosheid.

Op een dieper laag was er meer te ontdekken. Ik besefte dat ik mijn boosheid afwees. Ik had moeite met de boosheid in me. Zo wilde ik niet zijn. Want ik had geleerd dat ik lief moest zijn. En later in spirituele kringen werd gezegd dat ik ´alles liefdevol moest omarmen´. Mijn eigen boosheid eerst omarmen bleek voor mij meer zinvol.

Ik leerde ook dat wanneer ik buitenproportioneel boos reageerde, er waarschijnlijk iets ouds in me was geraakt. De boosheid was een bescherming tegen pijn. Het voelt ‘fijner’ om boos te zijn en de ander de schuld te geven, dan onderliggende pijn te voelen. Ik besefte dat ik de ander niet kon veranderen. Ik kon beter mezelf vragen wat het met me deed als de ander me zo behandelde. En de oude onderliggende gevoelens toe laten en los laten.

Ook is het voor mij belangrijk om niet voorbij te gaan aan subtiele gevoelens van irritatie, ongemak of verdriet. De ´druppels die de emmer doen overlopen’. Door me eerder uit te spreken of iets te checken, want anders stapelt het zo.

Soms klopt het ook voor mij dat ik me boos voel. Het is dan passend voor mij. Wanneer ik bijvoorbeeld niet met voldoende respect wordt behandeld, kan boosheid op z’n plaats zijn. Dan geeft de boosheid mij de kracht om een grens te stellen. Me uit te spreken. Het geeft me de kracht om te stoppen met ´pleasen´ en voor mezelf te gaan staan. Het helpt dan om mijn woede als energie te ervaren en niet te labelen als goed of fout, het te laten stromen door mijn lijf, buik, armen en benen. Even te gaan wandelen. Ik vraag mezelf dan waar ik behoefte aan heb. Wat wil ik? Zodra ik dat helder heb, dan weet ik waar ik voor wil gaan.

Inmiddels heb ik een andere relatie met mijn boosheid gekregen. Tegenwoordig kan ik mijn boosheid waarderen. Het geeft me informatie. En de pijn in mijn lever is verdwenen. Ik blijf nog steeds leren van mijn boosheid. En als ik te heftig reageer, kan ik mezelf sneller vergeven. Compassie voor mezelf hebben, voor mijn onhandigheid en menselijkheid. Dat verzacht en dan kan ik sorry zeggen. Gemeend.

bottom of page